Hoge Raad maakt einde aan onduidelijkheid loondoorbetaling na terecht ontslag op staande voet

De Hoge Raad heeft recent een uitspraak gedaan waarin (meer) duidelijkheid is geschapen in een situatie die tot voor kort tot grote rechtsonzekerheid en onredelijke uitkomsten na een terecht gegeven ontslag op staande voet leidde (c.q. kon leiden).

De zaak draaide om een werknemer die op staande voet was ontslagen vanwege diefstal. De kantonrechter had dat ontslag op staande voet vernietigd (dus de werknemer gelijk gegeven), maar in hoger beroep was het hof het met de werkgever eens dat er gerechtvaardigde aanleiding voor ontslag op staande voet was. Dan ontstaat een rare situatie; sinds invoering van de Wet Werk en Zekerheid mag het hof namelijk in hoger beroep in een dergelijk geval alleen het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst eindigt vaststellen, maar dat tijdstip mag niet in het verleden liggen. Het hof bepaalde dat tijdstip dus (naar moet worden aangenomen: noodgedwongen) op de dag ná de uitspraak in hoger beroep.

Dan ontstaat de bizarre situatie dat in rechte is komen vast te staan dat de werkgever werknemer (in dit geval in oktober 2015) terecht op staande voet heeft ontslagen, maar dat het dienstverband niettemin pas eind mei 2017 eindigt. Consequentie daarvan zou zijn, dat de werknemer (die zich beschikbaar had gesteld voor het verrichten van de werkzaamheden, maar die door de werkgever daarvoor uiteraard niet meer was opgeroepen) over de periode oktober 2015 tot en met mei 2017 aanspraak op doorbetaling van loon zou hebben. Dit is één van de vele bizarre en ondoordachte gevolgen van de op 1 juli 2015 in werking getreden Wet Werk en Zekerheid en veel deskundigen vonden dit een onjuiste en ook evident ongewenste consequentie.

Het hof heeft dat in hoger beroep in deze zaak verholpen door te overwegen dat zich geen situatie voordoet waarbij de werknemer de werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening en risico van de werkgever komt en de werknemer zijn loonvordering (vanaf het ontslag op staande voet) ontzegd. Immers, het ontslag op staande voet is terecht gegeven en dus is dat een omstandigheid die voor rekening en risico van de werknemer komt.

Deze uitkomst zal iedereen volkomen logisch en redelijk in de oren klinken, maar het was lang de vraag of een dergelijke “oplossing” in rechte stand zou houden. Sommige schrijvers meenden dat de werkgever in een dergelijk geval een beroep op matiging van de looneis zou moeten doen en dat de werkgever die dat niet deed in dat geval pech had. Maar de Hoge Raad (waar het ontslag zelf niet meer ter discussie stond en het alleen nog ging over de loonvordering) heeft nu geoordeeld dat het hof een juiste beslissing heeft genomen en de uitspraak van het hof bevestigd. In die uitspraak klinkt overigens de kritiek op de wet en de onredelijke gevolgen voor dit soort situaties duidelijk door.

Meer weten over arbeidsrecht en ontslag? Aarzel niet even te bellen.